donderdag 29 augustus 2013

Langs linialen door Les Landes

Eenentwintigste dag, donderdag 29 augustus 2013
Salles-Bilos – Onesse et Laharie, 96 km
Totaal 1520 km



We worden vanochtend op Le Bilos gewekt door een wondermooie opkomst van de zon, die als een fonkelende gouden bal door de ochtendmist aan het breken is. Een prachtig begin van de dag.
Om tien uur worden we met een ‘Bon Camino!’ uitgezwaaid door de bijzonder aardige patron. Eerst die vier kilometer terug naar Salles en van daar uit naar Belin-Béliet, een wat grotere plaats. Hier is het even zoeken en vragen naar la route à Pissos; iedereen stuurt ons een andere kant op, totdat in de kerk de kosteres een aanwijzing geeft die we denken te mogen vertrouwen. Ze is afkomstig uit de Elzas en spreekt nog een beetje gebroken Duits. Na haar bedankt te hebben blijven we nog even op de trappen voor de ingang zitten om de heerlijke gebakjes te verorberen, die we even tevoren bij een boulangerie gekocht hebben.

Weer op weg naar het zuiden komen we door het dorpje Boutox, dat allerlei associaties oproept met… nou ja, het scheelt maar twee letters. Er waren helaas geen mensen op straat om het te checken... rare gedachten, maar die komen vanzelf, je moet wat te doen hebben op deze wegen. We zitten namelijk in Les Landes, een bosrijk gebied, doorsneden met lange, liniaalrechte wegen met grof asfalt. Een onvoorstelbare eentonigheid. De her en der verspreide dorpen liggen tien, twintig kilometer uit elkaar en ertussen is er niets, rien, nada, niënte. Alleen maar bos. Bos. En bos. Je begint op den duur al lyrisch te worden van de minste vorm van afwisseling, bijvoorbeeld als je een vogel ziet opvliegen of een eekhoorntje ziet oversteken. Als het tenminste niet te grazen wordt genomen door een van de auto’s die als ‘gekken’ toeterend aan ons voorbij racen.

Moustey, 35 kilometer achter de wielen, is een markant punt op de pelgrimsroute. Er liggen twee eeuwenoude kerkjes met de ruggen tegen elkaar. Bij een daarvan is een houten bouwwerkje aan de toren getimmerd, dat doet denken aan een kasteel.
Achter die kerk staat een uit hout gesneden Jacobsbeeld en op het grasveldje ervoor een onnoemelijk veel gefotografeerde gebeeldhouwde steen met de vermelding dat we vanaf dit punt beginnen aan de laatste duizend kilometer. In ons geval trouwens wat meer, maar daarover meer in het vervolg van dit verhaal. Op een bankje eten we een boterham onder het nauwgezet toeziend oog van een hond, die met een engelengeduld blijft hopen dat er iets voor hem afvalt. Als we daarna het kerkje binnen zijn gelopen, horen we ineens bekende stemmen. Het stel uit Deurne, dat we onderweg al twee keer eerder ontmoet hebben! Na enthousiaste wederzijdse uitwisseling van ervaringen rijden we weer verder.

Op weg naar Labouheyre, nog steeds over die eentonige, langs een gigantische meetlat getrokken wegen door de bossen, worden we door grote borden (ten overvloede...) meermaals herinnerd aan het feit dat we op weg zijn naar Compostela; in het Frans 'Compostelle’. Nog steeds rijdend op de Voie de Tours, de Via Tourenensis, een van de hoofdroutes die straks in Puente la Reina samenkomen en als één Camino Frances de pelgrims verder leiden naar Jacobus. Maar zo ver zijn we nog lang niet. Gerry’s versnellingsapparaat vertoont kuren. Als ze schakelt wordt de opdracht pas een paar seconden later uitgevoerd. Vervelend. We besluiten in Labouheyre even een fietsenmaker op te zoeken. Nou ja, even…

Daar aangekomen met bijna 70 kilometer op de teller vragen we her en der aan voorbijgangers naar een reparateur de vélo. Met als gevolg dat we van le petit cabinet à la mur gestuurd worden, van het kastje naar de muur; op z’n Frans lijkt dat nóg erger. We crossen als een toeristentreintje door het stadje, tot we na heel wat extra kilometers uiteindelijk arriveren bij een handel in grasmachines, waar je ook voor fietsen terecht heet te kunnen. De reparateur geeft na enig geklungel toe dat hij zich niet kan meten met een professionele fietsenmaker. Het schakelen is wel iets verbeterd, maar hij raadt ons toch aan in Dax een echte vakbroeder te raadplegen.
Het boekje van Sweerman geeft aan dat er in Labouheyre een camping is. Wat we aantreffen lijkt daar echter weinig op. Wel een wei met een paar tentjes, een kantoortje, maar voor de rest totaal geen voorzieningen. Zoiets is niet bepaald wat we zoeken en we besluiten dan ook verder te rijden. Het is pas vier uur, dus we hebben nog even de tijd voordat het donker wordt…

Tien kilometer verder in Escource, waar geen camping is, drinken we op een terrasje koffie en thee, in alle rust, relaxed. Het is nog twaalf kilometer tot de volgende camping, opnieuw over een onafzienbare rechte weg met vreselijk grof asfalt. Nog even op de tanden bijten. We zetten er duchtig de sokken in en halen daarbij, Gerry op ‘Boost’ en Frans als (een weliswaar zwaarbepakte) tourrenner, snelheden tot 28 kilometer per uur. Over opbouwen van conditie gesproken..!

Om kwart voor zes rijden we in Onesse-et-Laharie de poort binnen van camping Bienvenue, een naam die je meteen een welkom gevoel geeft. Er is net een jeu-de-boulestoernooi aan de gang. De patron heeft nauwelijks tijd voor ons. ‘Zet de tent maar ergens neer waar jullie willen, vanavond kunnen we afrekenen…’
Bienvenue is een heel aardige camping. Zwembad, speeltuintje, tafeltennistafels, jeu-de-boulesbanen, en overal weldadige vakantie-ontspanning en -inspannning. Nadat we de tent opgezet hebben en alles ingeruimd, oppert Frans dat we best gezellig ‘uit’ kunnen gaan eten. We zijn vandaag immers precies drie weken op weg, best een mijlpaal om een feestelijk tintje aan te geven, tóch? Het campingrestaurant heeft echter weinig meer te bieden dan een croque-monsieur (tosti) en andere snacks uit de magnetron. Dat voldoet na 96 kilometer niet echt aan onze verwachtingen. Dus fietsen we het dorp in, maar vinden alle restaurants gesloten. Misschien gaan ze later open, maar we hebben nú honger. Dan maar zelf kokkerellen. Na de benodigde inkopen in een Vival-minisupermarktje zitten we een halfuur later bij de tent heerlijk te smikkelen van het resultaat van Gerry’s culinaire kunsten. Macaroni met roomkaas en allerlei andere ingrediënten, samen met een blikje bier. De wijn is voor vanavond… santé alvast.

Morgen rijden we richting Dax. Een steenworp van maar 50 kilometer. Even buiten de stad in Le Berceau-de-Saint-Vincent-de-Paul, het pelgrimsoord waar de heilige Vincent-de-Paul vereerd wordt, bevindt zich een speciaal onderkomen voor pelgrims. Daar willen we nog een extra dag blijven om ons op te laden voor de écht zware klimdagen over de Pyreneeën die ons te wachten staan. Én natuurlijk om de oude stad Dax te verkennen met haar warmwaterbaden en romeinse resten.
Tot morgen. Bedankt voor jullie vele reacties, al die heerlijke arbeidsvitamientjes.

3 opmerkingen:

  1. Als ik goed reken hebben jullie nog 1230 km. voor je liggen. Maar jullie hebben nu ruim de helft achter de rug. Dit moet een goed gevoel zijn. "Het schiet al op". Maar het duurt toch nog 3 weken. Als het weer goed blijft en de fiets van Gerry niet meer kuren krijgt komt alles goed. De foto's zijn prachtig en de natuur is mooi zoals ik uit de verhalen lees.
    Hoop dat jullie vandaag een goeie dag hebben (hadden). Groetjes, Mieke

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hallo pelgrims, in gedachten zijn wij bij jullie als jullie door die mooie stad DAX slenteren. Zeker is ook het weer zo dat het een plezier is op allerlei bankjes te zitten en even tot rust te komen. Wat is het toch spannend elke dag jullie bericht te kunnen lezen. We wensen jullie verder een goede rit en tot zo. Liefs Frans en Annemarie

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hey Frans en Gerry

    Wat een mooie verhalen en avonturen.
    Hopelijk verloopt alles naar wens.
    En chapeau hoor om zoiets durven te ondernemen.
    Veel groetjes van ons

    Ine en Tony

    BeantwoordenVerwijderen